Huisvesting Sierdoosschildpad

Maten en vloeroppervlakte

Voor de sierdoosschildpad is een vivarium van minimaal 90 x 60 x 40 cm (l x b x h) nodig voor één volwassen exemplaar, die binnenshuis gehouden wordt. Een buitenverblijf is voor sierdoosschildpadden beter. Het buitenverblijf moet minimaal 150 x 180 x 120 cm zijn.

Omgeving en omheining

Binnenshuis moet het substraat (bodembedekking) 5 tot 10 cm diep zijn, en van vochtvasthoudend materiaal zijn. In een buitenverblijf kan het substraat 20 tot 30 cm diep zijn, zo hebben de dieren meer ruimte om te graven. Rulle aarde, beplant met gras en kruiden kan als substraat het beste gebruikt worden.

De muren moeten diep geplaatst worden en hoog zijn. Sierdoosschildpadden kunnen graven en klimmen. Binnenshuis moeten twee of meerdere schuilplaatsen van kurkschors of van kartonnen dozen aanwezig zijn. In het buitenverblijf is het belangrijk een afdekking van gaas te plaatsen om te voorkomen dat de schildpadden ontsnappen. Er dienen schuilplaatsen geplaatst te worden en een ondiepe plas met een oplopende rand. Om insecten te lokken kan rottend hout neergelegd worden.

Onderhoud en verzorging

Binnenshuis dient het verblijf 22 tot 24°C te zijn aan de koele zijde en maximaal 28°C op de warmste plek in het verblijf. ’s Nachts mag de temperatuur dalen tot 15°C. In het binnenverblijf dienen daglichtbuizen geplaatst te worden. In het binnenverblijf en het buitenverblijf dient dagelijks gesproeid te worden.

Winterrust

In de koelere winterperiode houden sierdoosschildpadden een winterrust. De schildpadden moeten gedurende 7 tot 12 weken bij 5 tot 10° gehouden worden. De sierdoosschildpad kan buiten overwinteren. In het buitenverblijf graven de schildpadden zich ’s winters in. Leg dan een hoop dood blad of mos over het schildpad heen. Het buitenverblijf kan dan met oude vloerbedekking afgedekt worden, zo kunnen de schildpadden beschermd worden tegen de vorst.

De schildpadden kunnen ook in een doos overwinteren. Zorg dan voor goede ventilatie en een dikke, vochtige substraatlaag van bladeren, mos of potgrond. Deze substraatlaag dient uitgeknepen te worden, tot er geen vocht uitloopt. De doos dient regelmatig gecontroleerd te worden, let hierbij op de vochtigheid en de ademhaling van het dier.