Gedragsonderzoek

05juli2006
Bron: C. Litchfield, Psychology Dept. Univ. of Adelaide, Desining, carrying out and assessing the effectiviness of behavioural enrichment
Gedragsonderzoek wordt uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in dieren en hun (natuurlijke) gedrag. Bijvoorbeeld wanneer men meer te weten wilt komen over de verschillen in gedrag van dieren in gevangenschap en dieren in de natuur.
Ook kan de effectiviteit van een omgevingsverrijking gemeten worden. Gedragsonderzoek wordt gedaan door dieren te observeren. Observeren betekend niet het nauwkeurig bekijken, maar ook het, vastleggen van de verschillende gedragingen.

David Shepherdson is eind jaren 80 in de London Zoo aangenomen om de wetenschap van omgevingsverrijking te ontwikkelen. Hij heeft o.a. een stappenplan opgezet met aandachtspunten bij een gedragsonderzoek:

  • Onderzoeksdoel bepalen;

  • Begin met het vaststellen van je onderzoeksdoel. Bijvoorbeeld als je het gedrag van dierentuin dieren wilt vergelijken met dieren in het wild. Meet dan dezelfde gedragingen op dezelfde tijdstippen in onder soortgelijke omstandigheden.

  • Onderzoekspopulatie vaststellen;

  • Om significante resultaten te krijgen, moeten de onderzoekspopulatie voldoende groot zijn. Dit kunnen een aantal dieren zijn, maar ook een hele groep of zelfs een aantal soorten.

  • Informatie verzamelen;

  • Voor het vaststellen van hypotheses of vraagstellingen zijn voorbereidende observaties nodig en overige informatiebronnen. Dit kunnen literatuurbronnen zijn, maar ook informatie van verzorgers of dierenartsen. Dit is van belang voor je onderzoeksmethode. Door van alvorens het onderzoek te weten hoe een dier zich gedraagt kun je bepalen welke onderzoeksmethode het meest geschikt is.

  • Ethogram opstellen;

  • Naar aanleiding van de voorbereidende informatie worden alle gedragingen die een dier uitvoert vastgelegd in een ethogram. Elke gedraging krijgt zijn eigen code.

  • Observatie periode vastleggen;

  • Voor een indicatie van het gedrag gedurende de hele dag, kan de dag ingedeeld worden in tijd periodes. Stel van tevoren de tijdsduur van een periode vast. Dit moet minimaal 30 minuten zijn, om het risico van toevalligheid zo veel mogelijk te beperken. Stel ook het aantal observaties en de duur van het gehele gedrag onderzoek vast. Ook hiervoor geldt: hoe meer observatie periodes hoe langer de totale onderzoeksduur, des te betrouwbaarder zijn de uitkomsten van het onderzoek.

  • Onderzoeksmethode bepalen;

  • Stel van tevoren alles over het onderzoek vast. Ga je 1 willekeurig dier observeren? Of observeer je de hele groep? Observeer je 1 bepaald soort gedrag, of alle gedragingen? Observeer je 24 uur per dag, of in tijdsperiodes?

  • Bepaal de registratiehulpmiddelen;

  • Voor de observatie is een apparaat dat de tijd aangeeft en een signaal afgeeft binnen een bepaalde interval welke niet opgemerkt mag worden door het geobserveerde vereist. Instrumenten waarmee de waarnemingen vastgelegd kunnen worden. Zoals pen en papier, een computer, een videocamera, een taperecorder.

    Pas wanneer duidelijk is hoe het onderzoek plaats moet vinden, kan gestart worden met de observaties. Wat dan nog rest is het interpreteren van de gegevens en het schrijven van een onderzoeksverslag.