De fysiologie van kikkers

12april2006
Bron: worldwidebase.com
Kikkers behoren tot de klasse amfibieën, van de gewervelde dieren. Ze maken een larvenstadium door als kikkervisje, waarna een gedaanteverwisseling volgt tot kikker.
Net als bij alle koudbloedige dieren die op het land leven, komen de meeste soorten in de tropen voor. Daarbij hebben kikkers een voorkeur voor vochtige plaatsen.

De huid van kikkers is dun en heeft geen schubben of haren. Slijmklieren houden de huid vochtig. Sommige kikkers hebben gifklieren, die gebruikt worden als afweermiddel. In een vochtige omgeving neemt de huid steeds water op. De dieren nemen vocht open ademen door de huid, wat mogelijk is omdat de huid zeer dun is en voorzien is van veel bloedvaten.

De ademhalingsorganen bestaan uit uitwendige, boomvormig vertakte kieuwen bij zeer jonge kikkerlarven. Oudere kikkerlarven hebben inwendige kieuwen en eenvoudige longen na de gedaanteverwisseling. Ook de mond-keelholte is voor zuurstofopname belangrijk. Het hart heeft slechts twee boezems en één kamer.

Het voedsel bestaat vooral uit insecten en wormen, maar is plantaardig bij de meeste kikkerlarven. De grote urineblaas dient als waterreservoir en wordt door kikkerachtigen bij gevaar plotseling geleegd.

Het skelet is sterk gereduceerd, vergeleken met dat van een aantal voorouders. Vooral de schedel is veel meer ‘open’ en bevat veel minder beenstukken. Het aantal wervels varieert; enkele kikkers hebben er maar zes. Verder hebben kikkers bijna nooit ribben.

In de huid liggen altijd chemische zintuigjes. Reuk- en smaakzin zijn meer of minder ontwikkeld. De grootte van de ogen en het gezichtsvermogen variëren sterk met de levenswijze, maar de meeste amfibieën vinden hun voedsel visueel. Het gehoor is zeer goed ontwikkeld bij de kikkerachtigen, wat te verwachten is bij dieren waar de mannetjes hun aanwezigheid door geluid kenbaar maken. Bij de meeste kikkers is het grote trommelvlies opvallend.
Virtueel een kikker ontleden