Scheltopusik

14september2011
Bron: artis.nl, reptilepark.com.au
Deze wat curieuze naam behoort toe aan een hagedissensoort, uit de familie van hazelwormen. Een andere naam die voor dit dier gebruikt wordt is Europese glasslang. De scheltopusik is één van de grotere hazelwormachtigen, en kan een lengte van zo'n 140 cm bereiken.
De hazelworm en de scheltopusik (Pseudopus apodus) zijn de enige twee soorten uit de familie van hazelwormen die in Europa in het wild voorkomen. Door zijn lengte en uiterlijk (het ontbreken van echte poten) wordt de scheltopusik vaak voor een slang aangezien. Toch is het een echte hagedis. Zo kan de scheltopusik ook een stuk van de staart achterlaten wanneer hij bedreigd wordt. Dit verschijnsel heet autotomie. De staart groeit later weer aan, maar blijft vaak wel kleiner dan het origineel en heeft ook vaak een andere kleur. Ook de oogleden en oorgaatjes onderscheiden de scheltopusik van slangen.
De scheltopusik heeft een lange groef over de lengte van het lijf, hieraan is hij duidelijk te herkennen. Bij de cloaca zijn nog de restanten van de poten te zien, twee kleine wratachtige bobbeltjes.
De scheltopusik komt voor in Zuid-Oost Europa en Centraal Azië. Het leefgebied is warm en droog en moet voldoende beschutting geven in de vorm van struiken, muurtjes of rotspartijen. Hierin verschuilen de dieren zich op het heetst van de dag. In de schemering wordt er gejaagd op insecten, spinnen, slakken, eieren en kleine knaagdieren.
Zo’n 10 weken na de paring leggen de vrouwtjes ongeveer 8 eieren. Deze worden verstopt en bewaakt door het vrouwtje. Na zo’n 50 dagen komen de eieren uit. De jongen zijn dan 15 cm lang. In het wild kunnen de scheltopusiken zo’n 20 jaar oud worden, maar in gevangenschap komen ook wel leeftijden van vijftig jaar voor.

In Artis zijn na negen jaar voor het eerst weer scheltopusikken uit het ei gekropen. Deze zijn te zien in het reptielenhuis.

En wat betreft die naam? Die komt uit het Russisch en betekent ‘gele buik’.